- Home
- Taalgids
- Zinsontleding
- Naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde is een combinatie van een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel. Het koppelwerkwoord koppelt het naamwoordelijk deel aan het onderwerp. Het naamwoordelijk deel geeft een eigenschap aan van het onderwerp. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zin: Mijn buurvrouw is huisarts. Het koppelwerkwoord is verbindt het naamwoordelijk deel huisarts met het onderwerp mijn buurvrouw.
Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
Met deze drie stappen vind je het naamwoordelijk gezegde.
- Is de persoonsvorm één van de koppelwerkwoorden? (let op bij zijn en worden!)
- Zo ja, zoek dan het naamwoordelijk deel dat het koppelwerkwoord koppelt aan het onderwerp.
- Het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel vormen samen het naamwoordelijk gezegde.
Voorbeelden naamwoordelijk gezegde
Hieronder vind je een paar voorbeelden. Het naamwoordelijk gezegde is roze. Het naamwoordelijk deel is onderstreept.
- Mijn buurvrouw wordt huisarts.
- Mijn collega is boos.
- Het boek is uit.
- Mijn opa lijkt in de war.
Koppelwerkwoorden
Dit zijn de koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, lijken, blijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. Let op! Het werkwoord zijn en worden kunnen een koppelwerkwoord zijn maar ook een hulpwerkwoord. Kijk hier voor meer informatie over koppelwerkwoorden.
Het volgende onderdeel gaat over het werkwoordelijk gezegde. Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Download het gratis E-book
© 2024 BRAINT ACADEMY BV